De woordenschat van jeu de boules 2
Vandaag is onze voorlaatste sectie gewijd aan jeu de boules woordenschat. Ontdek nieuwe woorden en uitdrukkingen!
Obliterate: Maak een tegel op een eerder gemaakte tegel.
Oor: “Aan het oor trekken” betekent een bal door een vizier aan de zijkant schieten.
Puck: Een geschoten bal die dicht bij de slagplek stopt. Het heet “een puck maken”.
Vlinders: het sturen van uw bal ergens anders dan de doelbal. De gebruikte term is “vlinderschot”.
Puck: Een bal gooien die veel te kort is. Ook bekend als “palouffer”.
Paraplu (nat worden met een paraplu): Verliezen aan een team dat een niveau lager ligt dan je eigen niveau. Deze uitdrukking wordt vooral gebruikt in de Var.
Delen: Actie van het delen van de winst met je tegenstanders, het spelen van alleen de bekers of de titel aan het einde van de competitie, via een overeenkomst.
Spel: Tijd nodig om de 13 punten te bereiken die nodig zijn om te winnen.
Verliezen tegen paté: Verliezen tegen een team van een veel lager niveau dan het uwe.
Pétanque: De term is afkomstig van “gelooide voeten”, of “pèstanquès”, wat betekent “voeten op de grond”.
Pet de vieille : Een schot dat alleen de bal raakt zonder hem te bewegen.
Klein: Gelijkwaardig aan “doel”.
Stukje: Een gelijkspel om te bepalen wie er gaat beginnen. Dit wordt “making the play” genoemd.
Pile: Een term die overeenkomt met “tile”, gebruikt in de uitdrukking “making a pile-up”.
Stapel: Om de bal hoog te richten om hem dicht bij het doel te laten vallen, maar om hem te stoppen zodra hij het veld raakt.
Engels Punt: Een slecht punt, in het uiterlijk, wat de tegenstander doet geloven dat hij het gemakkelijk kan terughalen.
Punt: Een punt dat bedoeld is om de tegenstander te storen.
Punt: Gooi de bal zo dicht mogelijk bij het doel om het punt te winnen.
Pointer: Een speler die zich inzet om te scoren.
Bereik: Gooi de bal naar boven zodat hij dicht bij het doel of een bal valt, zonder te rollen. De term “een staf maken”, of “konijnenstaf” wordt ook gebruikt.
Weddenschappen: Financieel deelnemen aan wedstrijden zonder te kunnen winnen. Dit type speler wordt een “gokdrager” genoemd.
Pool: Een groep van drie of vier teams in een competitie. De beste twee komen in aanmerking voor de volgende ronde. Een “deluxe pool” bestaat uit minstens drie grote teams.
Wandelaar: Een of meer ballen van je team dichter bij het doel brengen of verplaatsen.
Promenade de santé: een eenvoudig levelspel.
Rabisole: onhandige achtervolging van de bal van de tegenstander, “gepeupel schieten”.
Scrape: De handeling van het raken van een bal die ver genoeg valt, ondanks een kort schot.
Rafle: Wanneer de bal laag bij de grond is vanaf de gooicirkel voordat deze de bal raakt. Spelers die deze techniek gebruiken worden “raspers” genoemd.
Rail: Een apparaat voor het opsporen van foute of ongelijkmatige ballen.
Rumble: Als het geluk met de speler is en hem in staat stelt om een goed schot te maken!
Hark: Een term die overeenkomt met “hark”, die wordt gebruikt wanneer de bal rolt voordat hij de doelbal raakt. De gebruikte term is “raspen”.
Raspaillette: Term die overeenkomt met “raid”, gebruikt wanneer de bal 2 of 3 meter van de doelbal valt en deze tijdens het rollen wegdrijft. Dit type spel wordt door specialisten niet gewaardeerd.
Rakes: Gelijkwaardige term voor “opgetuigde ballen”. Er wordt gezegd dat het “harken” is.
Backspin: Een geschoten bal die het doelwit scherp raakt, de bal in een hoek van 45° terug naar beneden slaat en uit het spel slaat.
Split: Breng je bal en een andere bal dichter bij het doel door ze na een schot bij elkaar te duwen.
Refente: Het duwen van een set ballen met als doel om dicht bij het doel te komen. De term “snijden” wordt gebruikt.
Herstellen van het punt: Om het beter te doen dan je tegenstander om het punt te herstellen.
Retro: Wanneer de geschoten bal terugkeert naar de speler na de impact. Het is het tegenovergestelde van “puck”.
Backspin: Polsbeweging die effect geeft.
Ronde: Gooiende cirkel met een diameter van 50 cm, waarin de spelers tijdens het spel moeten staan. Het kan een cirkel zijn die op de grond is getekend of een stijve cirkel.
Roulette: een bal droog naar het doel rollen, dicht bij de cirkel.